Het verloren land van Vlaams- Zeeland
Het is een druilerige regenachtige namiddag als we het dorpje Koewacht binnenrijden. Het voelt voor mij als thuiskomen. Ik kan alleen niet thuisbrengen waarom ik me zo thuis voel in Zeeland. Samen met mijn vriend ga ik Fort Jacob bekijken. Fort Joseph staat ook op mijn verlanglijstje. Tijdens onze wandeling komt een fantasieverhaal bij mij naar boven drijven. De energie die het landschap uitstraalt, zorgt voor een gelukzalig gevoel dat ik niet kan verklaren. In mijn fantasie zie ik een vrouw in middeleeuwse kledij. Ze is duidelijk van hele rijke afkomst. Ze ziet er echter zeer ongelukkig uit. Ze is geheel in het zwart gekleed. Ze is in diepe rouw. Door het uitgestrekte land komen we aan bij een oude kerk. Het voelt of we naar deze plek getrokken worden. Het is of ik door een onzichtbaar venster naar het verleden kan kijken. We leven in het jaar 2018 maar het zou voor mij ook 1537 kunnen zijn. Het heden en het verleden lijken zich op deze plaats te versmelten. De verbondenheid is een diep gevoel vanbinnen. Ik wil niet meer naar huis, maar blijven. Op zoek gaan naar wat mij zo diep verbindt met deze plek. Mijn vriend vertelt dat er veel is gebeurd op deze plek. Er is jaren om gevochten in de tachtigjarige oorlog.
In mijn fantasie zie ik soldaten vechten voor hun leven. Het land om het dorp bestaat niet meer uit weiland, maar water. Het dorp is een eiland dat behoorlijk onder vuur ligt. Dan zie ik in mijn fantasie de middeleeuwse vrouw op een paard het gebied verlaten. Ze vertrekt naar Florence in Italië. Ik en mijn vriend slapen die nacht in een prachtig hotel. Samen dineren we in de grote zaal die een plafond heeft met houten bielzen en grote antieke kroonluchters. Uitgeput van het wandelen en de vele wijntjes gaan we naar onze slaapkamer. De kamer heeft ook een mooie authentieke uitstraling en heeft behoorlijk aanwezig behang dat bestaat uit bloemen, vogels en prachtige blauwe vlinders. Het geheel loopt over in gordijnen van blauw fluweel. In de kamer staat een groot hemelbed dat gemaakt is van donkerbruin eikenhout. Het hemelbed kan je sluiten met dikke blauwe fluwelen gordijnen. Als ik in bed lig, kan ik maar moeilijk in slaap komen. Het lijkt wel of de kamer me een verhaal wil vertellen waar ik mezelf maar niet voor open wil stellen. De droom die ik die nacht heb, is allerminst vrolijk. Ik ben getuige van een huwelijk dat zeer slecht is. Als toeschouwer zie ik hoe een vrouw bezig is om gif te mengen in de salade van haar man. Ze versnipperd blaadjes Oleander door de salade. De bloem doet ze in haar lange haren. Ik zie hoe de man verlamd raakt en met zijn ogen begint te draaien. Als ik wakker word, hoor ik door de kamer geschuifel en ik hoor zachtjes roepen: “Margaretha”. Zachtjes schuif ik het gordijn een klein beetje open om te zien wat er gebeurt. Ik zie echter niets. De fluwelen gordijnen houden alle zonnestralen buiten. De ruimte begint wat spookachtigs te krijgen. De temperatuur in de kamer is gedaald. Het is er ijzig koud. Mijn fantasie slaat op hol. Het brengt me op vreemde ideeën. Die lijken op een soort hallucinaties. Het ontbijt is voortreffelijk. Het ontbreekt ons aan niets. Er is zelfs zalm en Kaviaar (onbevruchte eitjes van de steur.) De steur is een bedreigde diersoort hij komt voor in de rivier de Wolga in Rusland. Het wordt gezien als een delicatesse. Mijn vriend heeft een glas bubbeltjeswijn voor me gehaald. Ik zeg: ‘is er zelfs champagne’. De Russische gasten drinken veel van de champagne. Ook eten ze ontzettend veel zalm. Vol bewondering kijk ik naar de volle borden. Mijn vriend lacht en zegt: ‘dat is een stevig ontbijt’. De lucht van verse broodjes vult de eetzaal. Als we echt niets meer naar binnen kunnen krijgen. Gaan we onze rugzakken halen van onze kamer en verlaten het hotel. We nemen de bus terug naar Amsterdam. In Amsterdam nemen we afscheid van elkaar. De kus is lang zoet en intens. De maanden verstrijken we hebben alleen maar contact via de watts app. Het is het begin van de meivakantie als ik weer uitgenodigd word voor een romantische reis naar Italië. Ik twijfel geen moment en zeg meteen “ja graag”.
Per KLM cityhopper komen we aan in Florence. We hebben er 1 uur en 31 minuten over gedaan. We logeren in het Hotel Mona Lisa. Het gebouw is een authentieke villa uit de Romeinse tijd met hoge houten plafonds. De ruimte bestaat uit bogen en pilaren die je rechtstreeks terugbrengen naar de middeleeuwen. Er zijn hoge ramen die in de bogen wegvallen. De ramen zijn allemaal van glas en lood. Ik vergaap me aan de prachtige aangelegde tuin. Met veel grote beelden uit marmer opgetrokken. Een typische Italiaanse fontein midden in de tuin is prachtig. De geurige bloemen en planten geven de tuin iets magisch. Onze kamer heeft een heel hoog plafond. In de hoek staat een marmeren beeld van een waternimf. Er is een groot ledikant dat bedekt is met een sprei die ik wel eens eerder gezien heb tijdens een rondleiding in een oud kasteel. De sprei is loodzwaar. We zijn allebei in de wolken van deze avontuurlijke reis. Bij het hotel staat een kleine golfbaan auto. Met het autootje maken we een rondrit door de oude binnenstad. We rijden door de stadspoort naar binnen en parkeren het autootje bij een café -restaurant. Het is er heel druk. We kunnen nog net gaan zitten aan de lange tafel die midden in de zaak staat. Aan het plafond hangen allerlei soorten worsten. Aan de lange houten tafel zitten we op een ongemakkelijke houten bank, maar dat mag de pret niet drukken. De sfeer is geweldig. We krijgen een fles wijn aangeboden van de ober met stokbrood en olijven. De geurige stoofpot waar we van eten maakt ons rozig. De vele wijntjes stijgen naar mijn hoofd aangezien ik heel slecht tegen alcohol kan. Terug in het hotel doe ik de ramen open van onze slaapkamer. Het is buiten nog warm en de lucht wordt vermengd met de geuren uit de tuin. Een zware rozengeur vult de kamer. Als we in slaap vallen droom ik over de mooie tuin. In mijn droom zie ik de mysterieuze vrouw waarover ik al eerder gedroomd heb. Ze is uit België aangekomen in Florence. Ze is niet meer in het zwart gekleed en ziet er ook veel vrolijker uit. Ze loopt door de tuin van het hotel. Het is echter geen hotel meer. De villa lijkt van haar te zijn. In haar bijzijn loopt een grote forse man. Zijn hoofd is bedekt met een pruik met allemaal krullen. De man is lelijk. Hij heeft een dubbele onderkin en een grote spitse neus. Aan zijn kleding te zien is hij rijk. Dan ontwaakt ik even uit mijn droom, omdat het lijkt of ik geroepen word. Ik hoor weer: “Margaretha”. Ik zit rechtop in mijn bed en loop naar het open raam. Buiten schijnt de maan die de tuin verlicht. Als ik naar buiten kijk, voel ik dat er armen om mij heen geslagen worden. En het voelt of mijn haar wordt aangeraakt door een hand. Als ik omkijk, zie ik niemand. Mijn vriend ligt rustig te slapen in zijn bed. Ik spreek met mezelf af dat ik geen wijn meer ga drinken. Als ik weer door het raam kijk, hoor ik de verte het geluid van zingende mensen. Bovenop de berg waar we op uitkijken, staat een oud klooster. Daar komt het geluid vandaan. Het is een statig gebouw wat omgeven is met lange pinas naaldbomen. Het gezang geeft me een vreemd gevoel. Ik sluit de ramen en ga weer in bed liggen. Alleen van slapen komt niets meer. De volgende morgen is mijn vriend goed uitgeslapen. Dat kan ik niet zeggen. Mijn hoofd voelt als lood. Hij vraagt: ‘Heb je goed geslapen?”. Ik zeg: ‘Ja, heerlijk’. Een leugentje voor mijn eigen bestwil. Het ontbijt is weer voortreffelijk. De ober is een aardige man die zich in het Duits goed redt. Hij blijft aan één stuk praten. Ik probeer met koffie mijn hoofdpijn te onderdrukken.
Die ochtend gaan we naar het museum. We lopen door de straatjes naar het groteske gebouw. Over de brug waar we lopen, is boven ons nog een weg. Deze is niet zichtbaar. Er zit een houten gebouw omheen. Mijn vriend vertelt dat vroeger de adel niet samen met het gepeupel over de brug wilde lopen. Het scheen in die tijd ontzettend te stinken. Op de brug zijn allemaal winkeltjes met gouden sieraden. Ik mag van mijn vriend een cadeau uitzoeken. Ik kies voor een gouden ketting met een roos. In het midden zit een diamant. Midden op de brug spelen straatmuzikanten op hun violen. Een van de muzikanten speelt zo mooi viool. Het is een groepje vrije zielen. Het zijn rondreizende zigeuners. Rondom de mannen staan veel toeschouwers die betoverd zijn door de mooie muziek. Dan hoor ik een hele harde knal. Het lijkt of er iemand wordt neergeschoten. De groep mensen kijkt verschrikt op naar waar het geluid vandaan komt. Ik zie een fles cola over de grond rollen. Hij is spontaan uit elkaar gespat. We kijken naar de fles en moeten lachen om onze schrikreactie. Uit de fles spuit de cola en maakt een grote plas. Ik kijk naar boven en heb het gevoel of er iemand boven ons staat mee te kijken. Angst bekruipt mij. Vlug loop ik naar het museum. De groep zigeuners is supersnel verdwenen in de grote groep mensen op de brug. Niet veel later zien we dat er een politiewagen stopt. De brug wordt afgesloten voor het publiek. Iedereen die erover heen wil, moet langs het water lopen naar de eerstvolgende brug die nog wel open is. Er staat een ontzettend lange rij voor het paleis met wachtende mensen die naar binnen willen. Na een tijdje wachten, zijn we eindelijk aan de beurt. Mijn vriend heeft de kaarten voor ons vertrek al besteld. Hierdoor zijn we veel eerder aan de beurt. We gaan door de lange gangen het prachtige versierde gebouw door. Overal staan grote beelden van voorname romeinse leiders. Ik blijf staren naar het schilderij van Antonio del Pollaiolo. Op het schilderij vecht Hercules met mythologische dieren. Ook hangen er schilderijen van Sandro Botticelli, Leonardo da Vinci en Michelangelo Buonarroti. Ik ben betoverd door het schilderij “de geboorte van Venus”. Dan blijf ik staan bij het schilderij met het portret van Lucrezia Panciatichi wat geschilderd is door Agnolo Bronzino.
Ik ben betoverd door de beelden van de Medici familie. Als ik door de gangen loop, moet ik op een gegeven moment naar beneden lopen. Op de trap naar beneden kom ik oog in oog met een standbeeld van een man die mij verdacht bekend voorkomt. Het is de oerlelijke man uit mijn droom. Het witte marmer geeft aan hoe hij was. Het beeld is niet mooier gemaakt dan de werkelijkheid van toen. De man heeft een pruik op met krullen. Zijn gezicht is heel dik en hij heeft een dubbele onderkin. Zijn grote onderkaak heeft de vorm van een centenbak. Ik moet er een beetje om lachen en zeg tegen mijn vriend: “De man heeft waarschijnlijk zijn hele kapitaal daarin bewaard”. Samen beginnen we te lachen. Dan uit het niets hoor ik mijn mobiele telefoon. Het deuntje van Plastic Bertrand “Ca plane pour moi “weerkaatst tegen de muren van de gang. Ik neem de telefoon op en hoor een stem zich verontschuldigen. Hij zegt: “Sorry, ik ben verkeerd verbonden”. Ik zeg: ”Geeft niet hoor”. Lachend doe ik mijn telefoon weer in mijn rugzak. We lopen verder de trap af. Het museum is ontzettend groot. Het is haast onmogelijk om alles goed te bekijken. Na al die indrukken ben ik doodmoe. Ik ga op het binnenplein zitten en val in slaap. In de verte hoor ik harpmuziek. Ik droom dat een tengere man met een harp op me afloopt. Hij stelt zich aan me voor als ”Orpheus Odyssey”. Hij speelt voor mij zijn muziek. Op zijn schouders zitten vogels. Het geheel heeft iets heel spiritueels. Dan word ik aan mijn arm getrokken. Het is mijn vriend. Hij zegt: “Hé slaapkop”. Ik moet lachen en zeg: ‘“Even een power slaapje gedaan”. We lopen naar ons autootje en rijden langs de rivier. We laten de stad langzaam achter ons. Op een terras aan de rivier bestelt mijn vriend een fles wijn. We kijken uit op het typische Italiaanse landschap. Op de rivier zien we bootjes varen. De stad is een smeltkroes van toeristen. Als we bij het hotel terug zijn, eten we op het hotelterras. Als ik de omgeving op me laat inwerken, horen we gezang uit de verte. In de tuin van het klooster zingt een groep vrouwen en mannen. Zacht danst de muziek over de lucht naar ons terras. Mijn vriend lacht en zegt: “We hebben vanavond zelfs muziek tijdens het eten”. Ik hoor ook het geluid van een harp die over de lucht meetrilt