Frans en Hanneke:
Frans en Hanneke Snijder wonen in Oostzaan op het zuideinde nummer 40. Ze hebben twee kinderen Lisanne en Julian. De kinderen wonen allebei in Amsterdam. Frans en Hanneke moesten behoorlijk wennen toen de kinderen uit huis gingen. Afgelopen zomer is Frans plotseling overleden aan een hartstilstand. Hij was op weg naar zijn dorpscafé en voelde hij zich niet lekker worden. Hij is van zijn fiets gevallen en dorpsgenoten hebben hem nog proberen te reanimeren maar dat mocht niet meer baten. Diezelfde middag kwam er politie op het zuideinde. Om Hanneke te vertellen wat er gebeurd was. De begrafenis heeft Hanneke niet helemaal bewust meegemaakt. Ze was erg overstuur geweest. De kinderen maakte zich zo’n zorgen dat ze de dokter erbij gehaald hebben. De dokter komt nu regelmatig langs om te kijken hoe het met Hanneke gaat. De huisarts denkt dat Hanneke een depressie heeft. Hij is meerdere keren in gesprek geweest met Lisanne. Als ze vertelt dat haar moeder gedragsveranderingen heeft wordt ze niet serieus genomen door de huisarts. Dat Hanneke dement is sluit hij uit. Haar geheugen is daar te goed voor. Wat de huisarts niet ziet is dat Hanneke hele slechte dagen heeft. Ze is dan onrustig en dwaalt door de tuin en door het huis. Niemand durft haar dan te benaderen omdat ze zeer onaangenaam kan zijn. Ze scheldt de buren uit en is zeer onredelijk. Als ze op haar gedrag wordt aangesproken reageert ze ongenuanceerd. Ze lacht mensen midden in hun gezicht uit. Wijst dan met haar vinger naar haar hoofd en ze zegt: ‘stelletje gekken’. Iedereen in haar omgeving mijdt haar. Hanneke zegt tegen Lisanne dat de dorpsgenoten gek zijn. Ze vraagt zich af of ze niets beters te doen hebben dan op haar te letten. Ze raakt door haar gedrag totaal geïsoleerd en verlaat haar woning nog maar nauwelijks. Het is september en nog behoorlijk warm. Uit een diepe slaap wordt Hanneke wakker. Haar hoofd voelt wollig en een beetje leeg. Als ze naast haar kijkt ziet ze een lege plek. Zou Frans al beneden zijn. Vlug stapt ze haar bed uit en doet haar ochtendjas aan. De keuken is leeg er zitten geen broodjes in de oven. Ook de tafel is niet gedekt. Hanneke denkt waar zou Frans heen zijn. Ze loopt naar de huiskamer en opent de Franse klapdeuren die maken een piepend geluid. Hanneke roept wanhopig de naam van haar man. Frans geeft geen antwoord de stilte om het huis is beangstigend. Hanneke denkt ben ik dan helemaal alleen. Waar zijn mijn kinderen de onwetendheid maakt haar moedeloos. Ze loopt door het huis naar boven in de badkamer kijkt ze in de spiegel. Verder komt ze niet. Totaal overweldigd door eenzaamheid denkt ze dat aankleden geen zin meer heeft. Er is niemand meer die haar nodig heeft en waar zou ze heen moeten gaan. Hanneke eet en drinkt bijna niets in de koelkast staat helemaal niets. De dag wordt weer nacht en de klapdeuren staan nog steeds open. In haar hoofd wordt het weer wat helder. Na lang nadenken weet ze het telefoonnummer te vinden van haar dochter Lisanne. Ze draait het nummer. Als ze haar stem hoort lopen de tranen over haar wangen. Lisanne zegt: ‘mam ben jij dat’? Ja, ‘lieverd ik ben het’. ‘Mam het is midden in de nacht’.’ Ik moet morgen werken’. O, lieverd ik voel me zo alleen in dit grote huis. Ik zie de hele dag niemand. Kun jij niet vaker bij me langskomen. Sinds je vader er niet meer is zie ik niemand meer. ‘Nou dat is niet waar zegt Lisanne’. Wij komen elke week bij je langs. Wat ben je nu aan het doen. Ik zit in de tuin. Dat kan toch niet ma. Het is veel te koud buiten. Je moet de deuren sluiten en weer naar bed toe gaan. Nee, waarom zou ik dat doen. Ik kan toch niet slapen. Weet jij waar Frans is? Mam, ‘pa is van de zomer overleden’. Nee, hoor! Hanneke zegt: ‘ik heb hem net nog gezien’.’ Dat is niet waar’ zegt Lisanne. Hanneke zegt: ‘hij is even weg maar hij komt zo weer terug. Ze begint nog harder te huilen en laat de telefoon op de grond vallen. Hanneke loopt de tuin in en laat zich in het graslanden. Het is wat vochtig. Op de achtergrond hoort ze Lisanne roepen. Hanneke geeft antwoord maar ziet haar nergens. Lisanne besluit naar Oostzaan te rijden. Als ze bij haar ouderlijk huis aankomt staat de voordeur wagenwijd open. Lisanne schrikt en loopt het huis in. Alles is donker en de tuindeuren staan nog steeds open. Zwaar onderkoeld zit Hanneke nog steeds op het gras. Lisanne doet een deken om haar heen en gaat naast haar zitten. Hanneke zegt: ‘ik heb een dip daarom ben ik zo in de war’. Lisanne moet haar eigen tranen onderdrukken. Ze zegt: ‘lieve mam’. Je bent vergeten dat pa overleden is. Lisanne beseft dat haar moeder niet langer meer in het huis alleen kan blijven. Ze belt Julian op en vraagt of hij naar Oostzaan wil komen. Lisanne zegt ‘we gaan naar binnen mam’. Maar Hanneke weigert. Ze zegt: ‘waar bemoei je je mee’. Ik doe waar ik zelf zin in heb. ‘Je behandelt me als een klein kind’. Met veel moeite weet Lisanne haar moeder weer naar binnen te krijgen. Lisanne brengt haar terug naar haar bed. Zelf loopt ze terug naar de huiskamer. Ze heeft zo’n fijne herinneringen aan het huis. De fijne grote huiskamer met antieke spulletjes. De open haard in de hoek. Waar ze vroeger zo vaak voor zat te lezen. Ze doet de grote Franse klapdeuren dicht. Lisanne wordt overmand met een stroomversnelling van emoties. De realiteit dringt tot haar door. Ze zal haar ouderlijk huis moeten ontruimen en te koop moeten zetten. Lisanne zit in één gedoken in een stoel als Julian binnenkomt. Die nacht besluiten ze dat Hanneke naar een zorginstelling moet. Ze hebben gekozen voor het Twisk huis. Het verzorgingshuis is gebouwd op de grond van Hanneke haar grootouders. Vroeger heeft daar hun boerderij daar gestaan. Hanneke zal zich daar veilig voelen omdat de omgeving vertrouwd voor haar is. Lisanne neemt contact op met de huisarts en staat erop dat haar moeder onderzocht wordt. Ze krijgt een verwijzing naar het Zaans Medisch Centrum. Hanneke wordt daar opgenomen voor verder onderzoek. Ze is het daar helemaal niet mee eens. Ze is gezond haar mankeert niets de geheugenpoli komt tot de conclusie dat Hanneke een beginnende Alzheimer heeft. Lisanne vertelt het aan haar moeder. Hanneke zegt: ‘ik ben niet vergeetachtig’. Het komt doordat je vader overleden is. Daardoor ben ik van streek. Maar alles komt wel weer goed. Dan zal ik minder vergeetachtig zijn. Lisanne en Julian hebben de grootste moeite om het slechte nieuws aan Hanneke te vertellen. Hanneke voelt zich door haar kinderen in de steek gelaten. Ze is heel boos. Ze zegt: ‘jullie willen van me af’.’ Ik word afgedankt als een stuk vuil’. Weggestopt in een rusthuis. De onrust bouwt zich op. Ze begint te schreeuwen en wil alleen weglopen. Ze zegt: ‘ik heb altijd voor mijn eigen moeder gezorgd’. En nu word ik zelf door mijn kinderen afgedankt. De woede maakt plaats voor verdriet. Ze begint heel hard te huilen. Lisanne heeft zo’n moeite met haar moeders verdriet dat ze ook moet huilen. Met z'n drieën vinden ze troost bij elkaar. Julian neemt voorlopig zijn moeder in huis. Met z'n drieën krijgen ze een rondleiding in het Twiskehuis. Ze lopen door de lange gang. Overal staan meubeltjes en stoelen. Dan ziet Hanneke een tafel met allemaal spulletjes. Alles is genummerd en ze blijft ernaar kijken. De mevrouw die de rondleiding doet zegt tegen Hanneke. Kiest u maar iets uit! Hanneke pakt de cup cake die gemaakt is van vilt. Ze steekt het hebbedingetje in haar tas. Ze lopen naar de achterste huiskamer. Op de muren zijn vlinders geschilderd en aan het eind van de gang ziet Hanneke een geschilderde olifant op de muur. De wandschilderingen vindt ze prachtig. Als ze de huiskamer binnenkomen zien ze een grote tafel waar een aantal dames omheen zitten. Hanneke maakt kennis met de dames die aan de tafel zitten. Lisanne is blij dat Eva het even van haar overneemt. Heel opvallend is het dat Hanneke niet boos of verdrietig wordt. Hanneke vindt Eva meteen aardig en vertelt haar dat ze graag tekent. De rondleiding heeft ervoor gezorgd dat Hanneke weer vertrouwen heeft in haar kinderen. Datzelfde weekend wordt Hanneke haar kamer ingericht. Zuster Noa heeft die dag dienst. Hanneke laat haar al haar spulletjes zien. De glas en lood lampjes en een prachtige lamp die gemaakt is van stukjes glas. Trots vertelt Hanneke dat haar man Frans het heeft gemaakt. Ze zegt: ‘Frans is zo handig hij kan alles maken’. Die vrijdag neemt Hanneke intrek in haar nieuwe kamer. Als de kinderen weg zijn zit ze alleen. Dan wordt ze overmand door verdriet, ze huilt en loopt naar de huiskamer. Zuster Lea staat achter het fornuis het eten voor te bereiden. Ze biedt Hanneke een kopje koffie aan en gaat naast haar zitten. Lea vraagt aan Hanneke ‘kan ik u ergens meehelpen’. Ja, zegt Hanneke: ‘Frans zit thuis op me te wachten’.’ Ik moet echt naar huis’. Hanneke staat op en wil de huiskamer uitlopen. Hanneke zegt: ’nou ik zie je wel weer een keer’. Lea doet een arm om Hanneke heen en zegt:’ het was gezellig dat u even bij me langs bent gekomen’. Lea ziet Hanneke met haar jas aan weg lopen. Ze loopt naar de deur maar merkt dat hij gesloten is. Ze besluit verder te lopen. Hanneke loopt de volgende huiskamer in. Aan de grote tafel zitten de bewoners bingo te spelen. Zuster Feline vraagt: ‘wilt u meedoen’. Hanneke zegt: ‘ik heb geen tijd ik moet naar Frans’. Ze loopt over de gang en ziet een man op haar afkomen. Hanneke denkt dat het Frans is. Ze versnelt haar tempo. Feline hoort haar roepen “Frans”. Als Hanneke de man van dichtbij ziet blijkt het een medebewoner te zijn. Ze barst in tranen uit, Klaas stopt en kijkt Hanneke aan. Hij pakt haar hand en ze lopen samen verder over de gang.