De drakenkoningin , het wicca boek, het heksenbal, de vlieren.
De Drakenkoningin:
Famke is nog steeds in Engeland ze heeft Cornwall verlaten en zwerft in een huifkar met een Engels trekpaard over het platteland. Ze moet af en toe een stukje gewone weg nemen, de auto’s razen langs haar heen. Vlak voor haar ziet ze een hert over de weg rennen. Het arme beest wordt geschept door een voorbijrijdende vrachtwagen. Zwaargewond land het beest in een greppel naast de weg. Famke kan niet veel meer voor het hert doen. De hinde kijkt Famke aan met haar grote bruine ogen, langzaam trekt het leven uit haar weg. Famke laat de hinde niet langs de weg liggen ze snijdt met een mes de beste stukken vlees van het beest af. Wat overblijft is voor de grote roofvogel die cirkels draait in de lucht boven het kadaver. Langzaam rijdt Famke verder, aan haar rechterhand ziet ze op een heuvel Stonehenge liggen. De zon verdwijnt aan de horizon als Famke haar huifkar parkeert op de grote parkeerplaats. In het gras laat ze haar paard grazen en zelf gaat ze zich voorbereiden op de nacht. Die nacht zal Famke een ritueel uitvoeren in de magische cirkel. Ze cirkelt in de lucht op haar bezemsteel over de magische stenen en land precies in het midden. Ze spreekt een oeroude krachtrune uit en er vormt zich energie in de vorm van een kegel die veel weg heeft van een toverhoed. De zilveren kleur van de maan weerspiegelt in de massa zwarte energie. Famke danst met de klok mee op het ritme van de muziek die vrijkomt. De magische cirkel opent zich, het is een deur naar een andere wereld. Famke wordt omringd door elfen die ondeugend aan haar kleding plukken. Ze betreedt een oud bos dat vol staat met eikenbomen. Uit haar tas haalt ze het vlees van de hinde en legt het onder de eik. De vele elfen storten zich op het vlees en binnen enkele minuten is alles verdwenen. De Elfen hebben ontzettend scherpe tanden en het bloed van het rauwe vlees druipt uit hun mondhoeken. Ze hebben niets meer weg van schattige wezentjes met mooie vleugels. Ze zijn eerder angstaanjagend. Famke verdwijnt geruisloos tussen de vele struiken en loopt over een bospad steeds verder het bos in. Het is een prachtige laan waardoor ze loopt. Haar oren vangen het geluid op van de wind en ritselende bladeren. Doordat geluid heen hoort ze gezang dat steeds luider wordt, naarmate ze verder de laan in loopt. Onder een oude boom ziet ze een sater zitten op een grote steen. Zijn stem is die van een engel maar hij ziet eruit als een duivel. Famke stopt en gaat op het zachte mos zitten, het gezicht van het wezen draait zich om en het kijkt haar aan met zijn lichtgroene ogen. Zijn blik is zo doordringend dat Famke zich ongemakkelijk voelt. Over de weg lopen aardmannetjes langs, ze zien er gruwelijk uit. Op hun hoofden zitten dikke vergroeiingen. De kleine wezens zijn mager en in het wit gekleed, ze hebben spitsen gezichten met puntige neuzen. Ze kijken niet naar Famke en lopen langs haar heen zonder op te kijken. Famke staat op en loopt achter de aardmannetjes aan. Ze betreden een open veld die vol staat met allerlei bloemen. De aardmannetjes verdwijnen tussen het hoge gras richting een hek. Daar lijken ze aan het werk te zijn. Famke blijft op het zandpad en loopt verder. Dan komen er drie wezens op haar afgelopen ze lijken op witte koeien maar ze lopen als een mens. Als ze Famke passeren kan Famke zien dat het een mengelmoes is van een koe en een soort aardmannetje. De wezens grijnzen boosaardig naar Famke.
Het Wicca Boek:
Famke is in een klein vissersdorpje in Cornwall. Het is een oud dorpje wat precies aan zee ligt en omsloten wordt door een stenen muur. Binnen die muur is een kleine haven met zes vissersbootjes. Via een steile trap gemaakt van grote rotsblokken, klimt Famke naar boven naar de winkelstraat. De smalle winkelstraat brengt Famke terug naar vroegere tijden toen ze nog jong was. Aan het einde van de straat is een oude boekhandel. De winkel is van buiten wit geschilderd en het heeft kleine raampjes. De massieve eikenhouten deur staat open op een kier. Famke loopt de winkel binnen die tot aan het plafond vol staat met oude boeken. Via een kleine trap loopt ze naar de bovenste verdieping van het kleine winkeltje. Famke moet oppassen dat ze haar hoofd niet stoot tegen de dikke houten bielzen. De verkoopster loopt achter haar aan en verteld dat ze afkomstig zijn van een oud vlaggenschip dat vergaan is voor de kust. Ze vertelt dat het ontzettend kan stormen langs de steile kliffen. Maar gelukkig ligt het dorp goed beschut in een natuurlijke baai. Famke ziet vele oude boeken liggen en kijkt naar de leren kaften die bewerkt zijn met bladgoud. In een vitrinekast ligt een heel oud boek. Famke wordt ernaartoe getrokken en wil het hebben. De verkoopster kijkt Famke aan en zegt: ‘dit is een heel apart boek’. Dit is een boek dat je nooit meer kwijtraakt. Het boek zal jou gaan bezitten, als het voor jou voorbestemd is, zal ik het aan je verkopen. De verkoopster maakt de vitrinekast open en Famke pakt het boek vast. Ze gaat zitten op een oude stoel en bekijkt het eens aandachtig. De verkoopster ziet een goud aura om Famke heen als ze het boek openslaat. Een schok jaagt door haar lichaam en ze moet zich vasthouden aan één van de boekenkasten. Het oude winkeltje maakt het geluid van een oud schip dat kraakt. Famke vraagt: ‘hoeveel wilt u voor het boek hebben’, De verkoopster kijkt haar aan en zegt: ‘ik wil geen geld maar een stuk haar van jou’. De verkoopster veranderd in een heks. Famke moet lachen en zegt: ‘geen probleem’. Ze knipt haar paardenstaart af en legt deze op het kale hoofd van de heks. Als bij toverslag veranderd de oude heks in een jonge vrouw Ze zal haar leven opnieuw kunnen gaan leiden. Maar wel zonder haar Wicca boek. Geschrokken door de brutaliteit van Famke raast ze door de oude boekwinkel. Ze beseft dat ze verloren heeft. Buiten trekken de donkere wolken samen. Het dorpje moet zich opmaken voor een hevige storm en Famke loopt vrolijk het oude winkeltje uit met haar nieuwe boek onder haar arm. Ze loopt de winkelstraat uit en ziet een uithangbord aan een gebouw hangen. Er staat op “The White Horse”. Vlug loopt Famke het gebouw in. Als ze om een kamer vraagt zijn er gelukkig nog kamers beschikbaar en Famke gaat zich inchecken. In haar hotelkamer is een kleine uitbouw met een bank met kussens die uitkijkt op zee. Famke bladert door het grote dikke boek. In het midden van het boek zit een klein los blaadje met een boodschap. Famke plaatst in de erker twee kandelaars op een zelfgemaakt altaar en bestrijkt de kaarsen met rozenolie en amandelolie. Ze plaatst de kandelaars 39 centimeter uit elkaar en wikkelt een rood lint om de voeten. Rond het lint strooit ze rozenblaadjes. Dan pakt ze het kleine velletje papier wat losligt in het wicca boek. Ze zegt de tekst hardop: ‘Just like the flames get closer and become as one, That is how love will bring us together’. Het stormt buiten en Famke ziet de donkeren wolken die met snelheid door de lucht jagen, de wolken botsen tegen elkaar aan. De lange slierten elektriciteit raken het zeewater en maken een knisperend geluid, de storm is op zijn hoogtepunt. Eén van de ramen van de erker breekt en de wind raast over het altaar. De kaarsen worden in één keer uitgeblazen. Er verschijnt een oude man in een geel gewaad. Famke valt in slaap en merkt later dat de storm is gaan liggen. De volle maan verschijnt aan een heldere hemel vol met glinsterende sterren. Famke steekt de kaarsen opnieuw aan en zet ze dicht tegen elkaar. De vlammen gaan in elkaar over en vormen één kaars. Als de kaarsen opgebrand zijn. Draait Famke het velletje papier tot een rolletje en bind het lint er omheen. Als ze over de zee kijkt ziet ze iets over het water glijden. Het is een oud vlaggenschip dat wordt verlicht door de maan. Famke steekt het velletje papier in haar jas en verlaat haar kamer. Als ze via de achterkant van het hotel de deur uitloopt staat er een grote heksenbezem. Zonder te aarzelen vliegt ze richting de zee, onder haar verschijnt het verlaten schip. Als ze op het dek land verschijnt er een geest die gekleed is in een monnikspij. Vol verdriet begint de geest te klagen. Hij vertelt dat hij gevangen zit op het oude wrak en dat het schip al honderden jaren verschijnt met volle maan. Huilend vraagt hij om hulp, de monnik zegt: ‘kun je me naar Carrek Loos y’n Coos brengen. Famke kijkt de geest aan en zegt: ‘waar moet ik je naar toe brengen’. De geest huilt niet meer maar lacht en zegt: ‘sorry, ik bedoel de berg van St Michaël’. Spontaan zegt Famke: ‘spring maar achterop’. Als ze hoog in de lucht vliegen verdwijnt het oude schip weer in de diepte. Het eiland is niet ver vliegen al gauw verschijnt het aan de horizon. Famke land op de kade van de kleine haven, het is nog donker maar de zon kan elk moment tevoorschijn komen. Famke zet haar bezem tegen een zeer oude boom. Als ze iets tegen de monnik wil zeggen is hij al verdwenen. De monnik zweeft razendsnel de berg op zonder afscheid te nemen. Famke gaat aan de voet van de berg zitten onder een oude dennenboom. Ze gaat in een diepe meditatie en er valt een vredige rust over haar heen. De eerste wandelaars lopen via het bospad naar het oude kasteel. Veel wandelaars stoppen om naar Famke te kijken. Ze zweeft namelijk een paar centimeters boven de grond. De meeste wandelaars gaan in een kring om Famke heen zitten. Door de cirkel die gevormd wordt neemt Famke haar kracht toe. Ze dringt zonder moeite door in de hoofden van haar toeschouwers. Ze leest hun gedachten en verbindt zichzelf met de mensen om haar heen. Ze verdeeld ze in groepjes en brengt ze onder hypnose. Elk groepje krijgt een speciale opdracht die ze moeten uitvoeren. De hypnose kan jaren duren en Famke zal ze feilloos kunnen vinden. Ze zullen haar jaren voorzien van levenssappen. De vele toeschouwers leggen geld neer bij haar voeten. De dag gaat over in de avond en Famke ploft zachtjes neer in het gras. Om haar heen liggen stapels met munten. Voorzichtig pakt ze het geld op en veegt haar kleren schoon. Ze loopt het bospad af terug naar de kade. Onderweg komt ze een herberg tegen, daar besluit ze te gaan eten. Als ze haar Wicca boek openslaat ligt het velletje papier met de spreuk "Just like the flames get closer and become as one, that is how love will bring us together". Weer op dezelfde bladzijde waar ze het gevonden heeft. Famke voelt in haar jaszak, daar had ze het velletje papier in gedaan met het rode lint eromheen. Het rolletje zit nog steeds in haar jas zak. Famke is verbaasd en kijkt naar het boek, dat langzaam vervaagd.
Het Heksenbal:
Op een klein eilandje aan de kust van Cornwall is een oude vuurtoren. Famke zit voor zich uit te staren over de zee. Het is hartje winter en er is niemand anders op het eiland aanwezig, alleen grote groepen brutale meeuwen die loeren naar Famke. Ze vallen haar aan als ze over het kale eiland loopt. Famke doodt ze met een elektrische stoot die uit haar vingertoppen opborrelt als ze boos wordt. De vogels hebben scherpe snavels die diep in haar huid boren. Elke dag wordt ze aangevallen en dan uit pure angst en kwaadheid doodt ze de vogels en eet ze vervolgens op. Ze smaken naar kip en zijn best lekker als ze gekookt zijn in haar kookpot. Famke eet het vlees met zeewier wat ze van de rotswanden afschuurt. Het zeewier gebruikt ze ook om vuur te maken. Het overleven op het eiland valt niet mee, er is veel sneeuw en het is steenkoud. Het is december en bijna kerst. Famke heeft de vuurtoren gereed gemaakt en versierd met slierten groen licht. Die nacht arriveren de eerste gasten. Een kleine groep heksen landt met hun bezem op de landingsbaan van het eiland. Hard schaterend van het lachen lopen ze naar de vuurtoren. Vol bewondering kijken ze naar de versiering rond de toren. Het spookachtige groene schijnsel draagt ver over de zee. De grote eikenhouten deur opent zich langzaam. De heksen lopen hard lachend naar binnen. De vloeren onder hun voeten kraken en de muren lijken langzaam heen en weer te bewegen net als op een oud schip. Boven in de toren is een kleine zaal met middenin de lampen van de vuurtoren. De ruimte is versierd met slierten gekleurd licht die zo erg schitteren dat het pijn doet in de ogen. De heksen zetten hun zonnebrillen op en genieten van het spektakel. Famke tuurt over de zee. Ze verwacht elk moment de koning. Hij wordt aangetrokken door de schittering van het licht. De heksen gaan zich opmaken voor het bal. Hun lelijke uiterlijk verbloemen ze door toverspreuken. Nog meer heksen landen op de kleine landingsbaan. Het is al gauw druk en het weer slaat buiten om in storm. Over de golven razen voertuigen met zeepaarden. In één van de wagens zit de koning, hij is een super enge verschijning. Met zijn hofhouding nadert hij het eiland. De koning klautert het eiland op. Hij heeft poten met scherpe klauwen die veel weg hebben van een dinosaurus en tussen zijn poten hangt een lange vissenstaart. Zijn gevolg volgt hem met een wagen vol geschenken. De koning betreedt de vuurtoren met verbluffende snelheid. Alle heksen zijn in een opperbeste stemming. Het bal is al gauw een spetterend feest. De cadeaus en de zelfgemaakte drank die gemaakt is van bessen van de hulst vindt iedereen superlekker. De drank is vermengd met een krachtige toverspreuk. Hierdoor zien de mannen de heksen aan voor prachtige vrouwen. De betovering doet zijn werk en de mannen van de hofhouding worden op slag verliefd. Famke drinkt ook van de drank en is bedwelmd. Ze vergeet tijdens het dansen hoe de koning eruit ziet en laat zich betoveren door zijn kracht en beheersing over de zee. Samen maken ze een wilde tocht in zijn koets die wordt voortgetrokken door vier zeepaarden. De beesten hebben een magische uitstraling. Hun huid is blauw met vlekken die meer naar paars toegaan. De heksen die in de vuurtoren zitten, hebben een meerman uitgekozen om mee te nemen naar huis. Het feest is afgelopen en de heksen toveren de meermannen om in zwarte katers. De heksen verdwijnen net zo snel als ze gekomen zijn. De arme katten hebben de grootste moeite om zich vast te houden aan de bezemstelen, Sommige springen op de rug van de heks uit pure angst. Famke ziet vanuit de koets dat de vuurtoren steeds kleiner wordt. De storm is nog steeds heftig en de wilde rit in de koets eindigt op Rhodos. Het klimaat op het eiland is warm en aangenaam. Samen met de koning en een kleine groep die is overgebleven van de hofhouding rijden ze over onverharde wegen door bossen van pijnbomen en dennen. Als ze het einde van de weg naderen ziet Famke een romeinse villa. Op de grond liggen mozaïeken van kleine stenen. Tot haar grote verbazing ziet ze zichzelf afgebeeld op de kunststukken. Op de gevel staat een vreemd woord “T p i t w v”. Als Famke uit de koets stapt, neemt de koning afscheid van haar. Ze denkt dat ze alleen is in de villa en loopt door de vele vertrekken. Tot ze een kamer vindt die de juiste energie uitstraalt. De kamer grenst aan de uitgestrekte tuin die vol staat met rozen. Al gauw heeft ze haar draai gevonden in de villa. Ze verzamelt rozenblaadjes en rozenbottels. Deze droogt ze op de mozaïekvloer. In de keuken vindt ze een grote pan. Famke improviseert en maakt er een heksenketel van. Ze plaatst de pot midden in de tuin tussen drie grote stokken. Die nacht zal het volle maan zijn. Ze bereidt een maanthee voor van gedroogde rozenblaadjes, hartgespan (leeuwenstaart), vrouwenmantel, kamille en ei. De kookpot vult ze met zuiver bronwater. De thee geurt door de tuin. Het begint al donker te worden als Famke een grote tafel dekt. De tafel wordt verlicht door slierten van geeloranje licht. Famke zet de theepot neer met kopjes en schotels. Al gauw komt de tuin tot leven en uit alle hoeken van de tuin komen Saters die muziek maken op hun fluiten. Met hun behendige lichamen springen ze als jonge bokken om Famke heen. Famke schenkt de geurige thee in. De Saters drinken van de thee, dit maakt ze rustig en ontspannen. Ze genieten van de vol gedekte tafel met zoete cake, slagroom, aardbeien, rozenkoekjes en rozenbottelsiroop. Dan verschijnt in de tuin een Cryptiden. Hij is half mens en half hagedis en wordt omhuld met lichtgroen licht. Met grote behendigheid danst hij op de muziek. De maan is helderwit en schijnt over de rozen in de tuin. Dan verschijnt er een jonge vrouw achter één van de rozenstruiken. Ze lijkt te zweven over de grond. Famke ziet voeten noch benen. De vrouw zegt: ‘Ik ben Cecile. Ik word ook wel de spinster genoemd. Deze villa is van mij. Je zult één jaar en één dag bij mij in dienst zijn. Ik zal je de kracht van hout bijbrengen. Bij hout begint alles, dat is de basis van al het leven op de aarde. Het is het symbool van de geboorte.’ Famke kijkt de jonge vrouw verwonderd aan. De vrouw lijkt helemaal niet op een heks. Dat komt doordat Famke niet kan zien waar haar onderlichaam uit bestaat. De heks heeft hele dunne benen die het meest weg hebben van een spin. Langzaam nadert ze Famke en vraagt of ze mee wil gaan naar het centrum van de botanische tuin. Ze verlaten de rozentuin en komen in een bos van oude pijnbomen. Ze lopen langs struiken met kleurige paarse bessen. In het midden van de tuin naderen ze een open plek die dicht begroeid is met wilde rozemarijn. De struiken verspreiden een heerlijke zoete lucht. Dan naderen ze een oeroude boom. De boom is hol en Famke betreedt het domein van Cecile. De binnenkant van de boom is bedekt met kleverige draden. Famke beseft dat ze in een dodelijke val is gelopen. Als ze naar boven kijkt zit Cecile midden in een groot web. Ze heeft haar kleding niet meer aan. De vrouw is van de onderkant een volwassen spin. Cecile zegt met zachte stem: ”Wil jij in de villa wierook gaan maken?’ Dat vindt Famke niet erg om te doen. Ze krijgt urenlang les over de helende werking van houtsoorten en dan vooral het hars van de planten. De kruiden die ze kan toevoegen en de geneeskrachtige werking. De lessen gaan ook over heilige bomen. De wilg is een sterke boom met buigzame takken waar Famke een staf van moet maken. In het bos zoekt ze naar een tak van de wilg en bewerkt deze met een krachtige toverspreuk. Uit het niets vormt zich een gouden lichtstreng. Het wikkelt zich om de tak en verandert in een gouden metalen slang. Bovenop de staf smelt Famke een kristal uit de Zilverberg. De steen wordt door haar toverkracht één met de staf. Dan klopt ze met de staf op de grond. De grond begint te vibreren en te gloeien. Famke is super trots dat ze de opdracht zo goed heeft uitgevoerd. De heks wil dat Famke na het maken van de wierook de Meidoorn in het bos gaat versieren met linten. Cecile vertelt dat de boom drie gezichten heeft en dat deze tevoorschijn komen bij volle maan. De meidoorn zal de vorm aannemen van de opperheks. Famke belooft dat ze de opdrachten gaat uitvoeren. Cecile vraagt of ze later in de week een ceremonie wil voorbereiden onder een oude eik in het bos. Famke onderdrukt haar angst als ze uit de holle boom naar buiten loopt. Met grote moeite weet ze buiten bereik te blijven van de kleverige draden. Op de terugweg naar de villa verzamelt ze wilde rozemarijn, jeneverbessen en sparrennaalden. Naast de bomen groeien kleine gele paddenstoelen. Die neemt ze ook mee. Ze krijgt hulp van grote groepen mieren, die dragen alles wat Famke op de grond legt. Uit haar jas pakt ze een zakmes en een drinkflesje. Ze maakt een inkerving in de takken van de jeneverstruiken. Daaruit druipt al gauw een kleverige vloeistof. Dan nadert ze de rozentuin en begint met het plukken van de rozenblaadjes. Als ze bij haar kookpot komt, ligt er een grote berg met bestanddelen voor het maken van haar wierook. Famke heeft nog genoeg gedroogde rozenblaadjes. Die maakt ze met haar stenen vijzel fijn. Dan pakt ze uit de villa een grote marmeren schaal, daar verspreidt ze de hars op en zet de schaal in een laagje water in haar kookpot. De hars wordt warm en wordt weer vloeibaar. Famke wast de rozemarijn, jeneverbessen, naalden en paddenstoelen en legt alles netjes te drogen op witte katoenen doeken in de zon. Als alle kruiden gedroogd zijn, stampt ze deze heel fijn in haar vijzel en voegt deze toe aan de vloeibare hars. Het mengsel schenkt ze uit in kleine aardewerken schaaltjes. De schaaltjes zijn versierd met kleurige bloemen en planten en geven de tafel een prachtige uitstraling. De grote versierde tafel staat onder een eeuwenoude eik in het bos. Alles is klaar voor de heksenavond. Famke maakt van bramen een geurige drank en er staan allerlei zoete lekkernijen om de heksen te verleiden om te eten. Als de schemer invalt, doezelt Famke in slaap. Rond haar lichaam vormen zich strengen van licht. Het bos maakt zich op voor de ceremonie van de heksen en de Vlier (boomsoort) kruipt langzaam naar de tafel. Als ze wakker wordt, is alles begroeid. Dan uit het niets veranderen de planten in heksen. Miljoenen vuurvliegjes zwermen om Famke heen. De tafel is geheel verlicht en ze steekt de wierook aan. De lucht wordt gehuld in een dikke bedwelmende rook. De heksen genieten van de rook. De giftige paddenstoelen geeft ze extra veel energie. De ceremonie is begonnen. Spontaan begint de eik sappen uit te scheiden. Het lijkt of de boom begint te huilen. Vele flesjes worden gevuld met het kostbare sap. De heksen genieten van het verdriet van de boom en schateren van het lachen. De arme boom blijft maar huilen. Hij heeft zwaar te lijden, maar de heksen tonen geen enkele emotie. Ze drinken de geurige maanthee die Famke gemaakt heeft. Van de Hazelaar die ook in het bos staat, heeft Famke de noten gebruikt voor haar gebakjes. De noten heeft ze heel fijn gemaakt en in een vormpje gedrukt. Daarop heeft ze een zachte crème laag van karamel gemaakt. Het geheel heeft ze tussen ijs laten stijf worden. Op mooie versierde schoteltjes heeft ze het gebakje uit de vorm gehaald en de buitenkant van het gebakje versierd met rozenblaadjes en blaadjes munt. De heksen kunnen geen weerstand bieden tegen deze lekkernij. Doordat ze zoveel eten en drinken, worden ze slaperig en gaan met hun rug tegen de eikenboom liggen. Als ze in slaap vallen, veranderen ze weer in vlieren. Famke hoort in de verte een diep gegrom. Dan verschijnt er een hele boze bosgeest. De pijn van de eik heeft hem wakker gemaakt. De rillingen lopen Famke over haar rug. De dreigende stem komt steeds dichterbij. Famke heeft een magische cirkel gemaakt van takken en stenen. De geest is gehuld in groene slierten die Famke grijpen bij haar benen ze valt op de grond en de groene slierten kruipen over haar heen. Haar benen worden in de grond gezogen. Famke pakt uit haar jaszak een flesje ze druppelt een paar druppels geelwortel vermengd met zout water richting de boze bosgeest. De groene slierten trekken zich terug en Famke is bevrijd. Ze loopt rustig terug naar de villa, al haar energie heeft ze verspeeld met deze opdracht, zwaar vermoeid gaat ze in haar bed liggen. Ze slaapt bijna onmiddellijk in. Midden in de nacht lijkt het of ze wakker wordt gemaakt. Het is een heldere nacht en de sterren glinsteren. Famke pakt haar bezem en vliegt door de lucht over de uitgestrekte bossen. Ze vliegt over de boom van Cecile, alles ligt er rustig bij. Als ze verder wil vliegen hapert haar bezem. Als ze naar achteren kijkt ziet ze dat er kleverige draden om haar bezem zijn geslagen. Langzaam verliest ze hoogte en ze wordt naar de holle boom getrokken. Instinctief verschijnen haar vleugels en ze vliegt met een noodgang terug naar de villa. Als ze landt, staat Cecile voor haar. Ze is in een zilveren jurk gekleed. Haar rode haren wapperen in de wind en met zachte stem zegt ze: ‘Ik wil dat je mijn benen verzorgd met verkoelende zalven. Mijn acht spinnen benen zitten vol met lange haren die moeten met hars verwijderd worden. Famke zegt: ‘ik ga uw schoonheidssalon in uw spinnen kamer gereedmaken’. Geeft u mij de tijd om me voor te bereiden, ik zal voor u goede hars maken en verschillende verkoelende zalven gaan voorbereiden. Cecile trekt zich terug en zegt: ‘ik kom aan het eind van deze maand terug voor een uitgebreide behandeling. De ochtend breekt aan en Famke begint meteen met de voorbereiding van haar spinnen kamer. Cecile moet zich in de ruimte op haar gemak voelen. Famke versierd de ruimte met rozen die ze aan kleverige draden bevestigd. Ze melkt haar reuzen mieren en maakt daar een krachtige alcoholische drank van. De buiken van haar mieren zitten gevuld met een zoete vloeistof die ze eruit zuigt. In haar kookpot vermengt ze de vloeistof met spinnen speeksel en laat het drie weken gisten. Famke trekt de bossen in om hars te verzamelen, ze klimt tegen rotsachtige hellingen en vindt al gauw een Mastiek boom. Ze maakt een inkerving in de stam en laat het hars naar beneden stromen. Ze vangt het op in een klein zinken emmertje, al gauw is de hars hard geworden. Met een mes maakt ze de hars in kleine stukjes en doet het in een klein jute zakje wat ze afsluit met een koordje. Famke doet in haar zoektocht een plantage aan. De boer is jaren geleden overgegaan op het kweken van Mirre, daar verdient hij meer mee dan met zijn geiten. De boer is een vriendelijke oude man die veel hulp kan gebruiken. Famke verricht enkele dagen zware arbeid. Als beloning mag ze mirre verzamelen. Door een insnijding te maken in de stam van de struik. De struiken zitten vol met scherpe doorns. De huid van Famke is al gauw behoorlijk bekrast. Het hars sijpelt uit de stam en Famke vult haar zinken emmertje. De hars is een kostbaar goedje. Als ze naar keihard werken weer terug is in de villa begint ze met de bereiding van de Mirre. In haar kookpot zit een laag water daarin doet ze een marmeren schaal en daarop smelt ze de Mirre tot een vloeibare olie die vermengt ze met dierlijk vet. De olie heeft een geelgroene kleur en ruikt heerlijk. De basis van haar zalf is klaar ze voegt sint- janskruid toe waardoor de zalf een dieprode kleur krijgt. Famke laat de zalf drie weken in een afgesloten pot rusten. Ze plaatst het op een donkere plek, er mag geen zonlicht bij komen dat zou de magische werking verzwakken. De hars van de Mastiek boom laat ze ook smelten op een schaal in haar kookpot die gevuld is met water. Famke is precies een maand bezig geweest met de voorbereidingen. Die middag komt Cecile naar de villa Famke begeleid haar naar de spinnen kamer. Famke schenkt een glas met mieren sap in. Cecile geniet van de heerlijke drank en vlijt zich neer in een spinnenweb die Famke gemaakt heeft. De geur van de vele rozen prikkelen in haar neus. Famke moet acht poten in smeren met de vloeibare hars. Daarna legt ze op alle poten witte katoenen doeken. Als de hars hard geworden is trekt ze de doeken weg. Dit herhaalt ze meerdere malen omdat Cecile behoorlijk behaard is. Na afloop van de behandeling smeert ze de poten in met haar zalf. De rode zalf trekt snel in de geïrriteerde huid en geeft een sterk verzachtende werking het ruikt ook heerlijk. Cecile is door het drinken van veel mieren sap in diepe rust. Famke kan naar hardt werken even in de tuin uitrusten.
De Vlieren:
Famke heeft kleine vlieren geplant in de grote tuin van de romeinse villa. Als de nacht invalt ontwaken de baby’s. Ze heeft het super druk met de verzorging van haar kleine heksen. De 29 meisjes groeien voorspoedig alleen het jongetje blijft wat achter. Hij heeft last van stuiptrekkingen en braakt veel. Famke masseert zijn gezichtje, ze begint midden op het voorhoofd op de haarlijn. Ze wrijft zachtjes van het midden van het voorhoofd naar de wenkbrauwen en dan weer naar boven. Ze maakt cirkelvormige bewegingen. Het kleine kindje reageert en wordt rustig. Er verschijnt zelfs een klein lachje op zijn engelachtige gezichtje. Als de eerste zonnestralen de grond raken veranderen de kinderen in vlieren. Ze vormen een heg om de vele perzikbomen. De villa bezit een grote moestuin. De helft van de tuin is omsloten door een grote muur, gemaakt van rotsblokken van de omliggende bergen. Famke gaat even op de grond liggen en kijkt naar de sappige perziken. De wind waait door de takken en de perziken gaan zachtjes heen en weer in de wind. Het lijkt of de bomen liederen zingen. Een sappige perzik valt per ongeluk op haar gezicht. Famke schrikt, maar moet lachen, het is best wel grappig. Ze neemt een hapje en geniet van de zoetige rijpe smaak van de vrucht. Ze zegt: ‘het is tijd dat ik jullie ga plukken’. Famke doet een zwaai met haar toverstaf waardoor alle elektriciteit vrijkomt. Een storm jaagt door de boomgaard. Alle perziken liggen in één keer voor haar voeten. De namiddag is heerlijk warm, de mooie heldere zon schijnt op de wat roodkleurige grond. Famke gaat zitten en kijkt hoe de zon achter de bergen verdwijnt. De perziken moeten naar de villa gebracht worden. Tussen de rotsblokken van de moestuin wonen aardmannetjes. Ze zijn uit hun bed gerold door de fikse storm die Famke veroorzaakt heeft. Vriendelijk zegt Famke: ‘zouden jullie deze perziken in jullie kruiwagens naar de villa kunnen brengen’. De aardmannetjes hebben daar weinig zin in. Hun vriendelijke gezichtjes veranderen, hun huid rimpelt, en er verschijnt een boosaardige grijns op hun gezicht. Hun handen veranderen in gemene lange vingers met scherpe nagels. Als ze Famke willen aanvallen verschijnt Cecile de spin, ze lust wel een paar sappige aardmannetjes. Famke laat Cecile een paar aardmannetjes vangen met haar kleverige draden. De aardmannetjes zijn doodsbang voor Cecile en veranderen terug in goedaardige tuinkabouters. In een lange rij rijden ze op en af met kruiwagens vol met perziken. Naar de keuken van de villa. De kabouters legen hun karretjes voor de grote open haard. Op de keukentafel stampt Famke de perziken fijn daardoor gaat het fermentatieproces sneller. Ze voegt aan het mengsel suiker toe en zes theelepels natuurlijke gist, die ze zelf gemaakt heeft. Het begint al een beetje te borrelen als ze het in grote aardewerken schalen schept. Ze sluit de schalen af en zet ze in de oude wijnkelder. Elke week roert ze het mengsel goed door met een grote houten lepel. De vloeistof mag niet in aanraking komen met metaal. Famke gaat op zoek naar engelwortel in de kelder. Ze heeft de planten zelf geplukt in de grote moestuin. De wortels liggen op een droge plek met weinig licht. Met veel geduld maakt ze de wortels schoon. Het perziken mengsel is veranderd in een krachtige brandewijn. Het heeft een hoog alcoholpercentage omdat Famke het regelmatig heeft geroerd. Ze zeeft het sap en schenkt het in schone flessen die al gevuld zijn met engelwortel. Het kleine vlier jongetje wordt steeds zwakker het lijkt of er een boze toverspreuk over hem is uitgesproken. Die nacht geeft Famke hem water met een eetlepel van haar perziken brandewijn. De engelwortel doet zijn werk uit het kleine jongetje komt een grote zwarte wolk die de vorm aanneemt van een aardmannetje. Famke is erg boos en pakt een antiek fluitje uit haar zak. Ze fluit drie keer dan komt uit het oeroude bos Cecile aangesneld. Ze is vreselijk opgewonden met een bliksemslag wikkelt ze de kabouter in haar kleverige draden en verdwijnt met het pakketje in een oude eikenboom. Het kleine jongetje kruipt dicht tegen Famke aan. Famke heeft in de keuken de open haard hoog opgestookt. De kleine vlieren komen tot leven onder een dak vol met sterren. Hun handen en voetjes zijn voelen koud aan. Famke tilt de baby's op en brengt ze naar de warme keuken.