De woestijn heks;
Ergens diep in de Sahara op de grens met Marokko ligt een landhuis met een schitterend goud dak. Als de zon het dak raakt weerkaatst het licht. De licht straal gaat de hele woestijn door en werkt als een vuurtoren voor voorbij reizende nomaden. Het landhuis is gepleisterd met een gele zandkleur. Binnen de muren van het landhuis is een weelderige tuin. De tuin bestaat uit moerasachtige aarde. Diep onder de grond is een waterreservoir. Dit is een overblijfsel uit vroegere tijden. Heel lang geleden was de Sahara een weelderige jungle. Het is heel vroeg in de ochtend als Famke door de poort de tuin betreedt. De tuin bestaat uit meerdere lagen. Met stenen muren en terrassen die bedekt zijn met klimplanten en bomen. Het water wordt vanuit de bron over alle lagen van de tuin geleid. De zon is net opgekomen en de tuin komt tot leven. Honderden vogels beginnen te fluiten en vliegen op en aan met insecten en stukjes fruit, die uit de bomen naar beneden zijn gevallen. Op een grote waterfontein staat een sater die uit zijn mond water de lucht in spuit. De vogels nemen massaal een verfrissende duik. Ook Famke doet zich te goed aan het heerlijke koele water. De hitte van de woestijn laat haar huid en mond in vuur en vlam staan. Ze voelt zich onrustig en gejaagd. Haar hart klopt gevaarlijk snel, het lijkt of het uit haar borst wil springen. Als de straal langzaam verdwijnt sluit de mond van de sater. Heel vlug neemt Famke nog een paar slokken van het frisse verkoelende water. Op de grond liggen vijgen, één voor één pakt ze de vruchten van de grond en steekt ze in haar mond. De vruchten vallen nogal zwaar op de maag. Door zoveel vijgen te eten is ze totaal uitgeput. Ze loopt over een terras die vol staat met weelderige rozenstruiken. Met een plof laat ze zich op een comfortabele ligstoel vallen. Ze valt in een diepe slaap en begint te dromen, over een vrouw van middelbare leeftijd die omringt is door een geel aura. Uit haar kronkelige vingers verschijnen gele slierten van energie. De slierten wikkelen zich om het lichaam van Famke en gaan steeds strakker zitten. De energie die ervan afkomt lijkt op elektriciteit. Tijdens het slapen wordt Famke wakker door hevige pijnscheuten in haar maag. Ze gilt het uit van de pijn, en ze beseft dat ze in een heksentuin beland is. De heks heeft hele slechte bedoelingen met mensen die haar tuin betreden. Ze hoort een duidelijke stem maar ziet niemand. Ze hoort zeggen: “mijn naam is Jugo”. Famke zegt keihard: ‘u moet niet denken dat ik bang voor u ben”. Famke spreekt haar streng aan: “Ik wil dat u mij met rust laat. Ik laat niet toe dat u woorden en gedachten in mij plaatst. De heks begint keihard te lachen. Door de keiharde lach ontwikkelt zich een kleine storm van zand. In de verte in de woestijn ziet Famke grote draaiende wervelstormen. Heel veel zand wordt in de tuin geblazen, de tuin raakt bedolven onder 40 centimeter zand. De heks lacht want zij is de persoon die de storm veroorzaakt. Er waait een krachtige wind om Famke heen. Met het laatste beetje kracht wat ze heeft probeert zichzelf te bevrijden. Ze beseft dat ze geen kant op kan. De gele slierten energie gaan steeds strakker om haar heen zitten. Met een luide stem roept ze: “o, lieve sater kom me asjeblieft helpen”. De sater op de Fontijn komt tot leven en komt springend als een bok naar haar toegesneld. Jugo staat voor Famke en draagt een prachtige zijde jurk, om haar middel zit een riem die bezet is met koraal. Om haar nek draagt ze een Egyptisch amulet met de god Bes. De afbeelding is een dwerg met een leeuwenhoofd, uitstekende oren, dikke buik, een staart en kromme benen. De dwerg ziet er afschrikwekkend uit. Als de heks in gevaar is springt de dwerg uit de amulet om zijn meesteres te helpen. Met al zijn kracht verdedigt haar tegen het aankomende kwaad. Vlug pakt Famke uit haar rugzak een flesje met vingerhoedskruid en het gruis van een elfje. Samen met een krachtige toverspreuk spuit ze de volle inhoud van het flesje in het gezicht van de heks. Gillend van de pijn verandert de heks langzaam in een kat. Ze probeert zich te verzetten tegen de toverspreuk. Na een lange strijd moet de heks zich overgeven aan haar nieuwe lichaam. Op de rug van de kat zit de dwerg. Uit alle macht probeert de dwerg de kat te dwingen om te vluchten. Maar de kat blijft verstijft stil staan. De dwerg is niet van plan om zich over te geven aan zijn nieuwe meesteres. De dwerg kijkt heel kwaadaardig. Uit zijn ogen komt een gevaarlijke gele gloed. Met de gele gloed probeert de dwerg Famke te betoveren. Famke pakt haar toverstafje met kristal en tikt op de kop van de dwerg. Langzaam begint de dwerg te veranderen van uiterlijk. Het is een dikke vrolijke tuinkabouter geworden. Famke geeft haar kat een nieuwe naam. Voortaan heet ze” snoesje”. Ze volgt Famke trouw en ze lopen samen het landhuis in. De dikke tuinkabouter vlucht naar de tuin. Daar vindt hij algauw een plekje waar hij kan gaan slapen. Als ze samen het landhuis in lopen komen ze in de grote hal. Het huis heeft 39 kamers die sfeervol ingericht zijn met Marokkaanse meubels en kleden. Famke neemt haar intrek in haar nieuwe huis. In de tuin groeien vele struiken die rijpe citroenen dragen. Na een paar dagen is ze flink uitgerust en begint met het plukken van de vruchten. Ze knijpt erin om te zien of ze rijp genoeg zijn. In de muren van de tuin slaapt de dikke tuinkabouter op een bed van zachte mos. De kabouter ligt nog heerlijk te slapen en maakt een knorrend geluidje. Famke heeft heel veel hulp nodig in de tuin. Al het plukken moet op één dag gedaan worden. Ze vraagt aan de sater die op de fontein staat of hij een melodietje wil spelen. In zijn hand heeft hij zijn Lothar, een prachtige antieke fluit. De sater begint een prachtig oud liedje te fluiten en danst als een vrolijke bok in het rond. Het geluid draagt ver over de tuin en wekt de kabouter uit zijn slaap. Slaperig ontwaakt de kabouter en hij loopt door de tuin naar Famke. Met een vrolijke stem begroet hij zijn nieuwe meesteres. Famke zegt: ‘lieve kabouter zou jij voor mij alle citroenen willen verzamelen”. De tuinkabouter zegt: “Natuurlijk mevrouw geen probleem”. De kabouter heeft niets meer weg van de kwaadaardige dwerg die hij was voor de toverspreuk. Vrolijk fluitend loopt hij de tuin in. Famke bedankt de sater voor zijn prachtige liedje. Ze tovert hem weer om in een standbeeld op de fontein. De tuinkabouter loopt op en aan met kruiwagentjes citroenen. Als de zon bijna onder gaat zijn alle citroenen in haar keuken. Famke besluit dat ze van de rijpe vruchten Limoncello gaat maken. De likeur kan Famke lang bewaren. Er is in de tuin een ondergrondse bron met zuiver water. Voor de Limoncello heeft ze veel schoon drinkwater nodig. Door een magisch lotusblaadje in een salade op te eten tovert ze zichzelf piepklein. Midden in de tuin staat een grote fontein die om de aantal uur een straal spuit. Famke kruipt over de rand van de fontein naar boven. Het water komt uit de mond van de sater. In zijn hand heeft hij nog altijd zijn dwarsfluit vast. Zijn mond staat een klein beetje open. Het is net groot genoeg om naar binnen te kruipen. Famke laat zich door de mond van de sater naar beneden glijden. De afdaling is steil en gaat razendsnel. Met een plons valt ze in het waterreservoir. Ze is beland in een totaal andere wereld die bestaat uit lichtgevende blauwe waterplanten die over het water glijden. De planten zijn flinterdun. Famke kruipt op een blad en laat zich met de stroming mee dragen dieper de aarde in. De stroom water wordt steeds smaller. Om haar heen groeien planten die niets weg hebben van de planten aan de oppervlakte. De planten geven een blauw schijnsel af waardoor de ondergrondse ruimte geheel verlicht is. Tussen de planten ziet Famke glinsterende ogen die haar nauwlettend in de gaten houden. Als ze dichter bij het beest in de buurt komt begint het onrustig te worden. Het probeert te vluchten dieper de aarde in. Het monster is een wormslang. Famke heeft voor slangen een speciaal plekje in haar hart. Langzaam weet Famke het dier te kalmeren. De slang begint minder bang te worden en kronkelt naar Famke toe. Als alle angst uit het beest verdwenen is, kan ze het aaien over zijn schubben. Omdat ze zo klein is kost het haar veel moeite om op zijn rug te komen. Als ze op de rug van het beest zit maakt ze een halster van een stuk touw. Deze bevestigt ze voorzichtig over de kop van de slang. Samen vervolgen ze hun weg steeds dieper de aarde in. De blauwe planten deinen heen en weer. Op een ritme dat meer weg heeft van planten onder water. De kleur van de planten verandert langzaam in licht paars. Op de rotsmuren ziet ze doorschijnende insecten die druk bezig zijn met het aanleggen van lange gangen. Famke glibbert met haar huisdier diep de gangen in. Op de rug van de slang heeft ze flessen bevestigd met zuiver en levend drinkwater. De gangen worden steeds nauwer en er hangt aan de muren groen slijm dat in lange draden naar beneden sijpelt. Famke beseft dat ze zijn aangekomen in de grote neus van de sater die bovenop de fontein staat. Aan het einde van de gang zien ze een klein puntje licht. De wormslang glibbert door een neusgat naar buiten. Met een plons vallen ze samen in het heldere water. Famke verandert in haar normale grote. Ook de wormslang wordt groter, Het is een enorme slang die met kop en staart over de fontein glibbert. De flessen water zijn ook veel groter geworden. Ze heeft meer dan genoeg om likeur te maken. De arme slang heeft last van het felle licht en probeert onder het zand van de woestijn te kruipen. Al snel is hij verdwenen onder een diepe laag zand. De slang is de nieuwe bewaker van de oase. Zijn aanwezigheid verspreid zich snel onder de nomaden van de woestijn. Veel kamelen verdwijnen op raadselachtige manier. De nomaden hebben de jacht geopend op de slang. Het is heel druk in de keuken van het landhuis. In haar keuken is ze druk bezig met het bereiden van alcohol. Uit haar distileer ketel komen grote stoom wolken. De tuinkabouter helpt haar met het snijden van de citroenen. Zeer behendig gaat hij om met de dunschiller. De kabouter doet alle schillen in potten en Famke schenkt daar dan alcohol overheen. De tuinkabouter sluit de potten af en brengt ze één voor één naar de kelder. Daar zullen ze twee dagen tot rust mogen komen voor ze verder gaan met de Limoncello. Na twee dagen haalt Famke de citroenschillen uit de alcohol en ze zeeft de alcohol zodat de schillen in de zeef achter blijven. Dan maakt Famke suikersiroop en voegt deze toe aan de alcohol. Ze laat het mengsel vervolgens afkoelen. Ze doet de Limoncello in een hele grote fles en sluit die goed af. Famke laat de Limoncello een maand rusten op een koele, donkere plek. Als de likeur klaar is ze serveert ze de Limoncello aan voorbijtrekkende nomaden die op zoek zijn naar hun kamelen. Als de mannen dronken zijn tapt ze bloed af. Dit doet ze met flinke naalden. Al gauw heeft ze flessen vol. Het bloed is voor haar baby bloedzuigers. Famke heeft naast haar landhuis een grote vijver laten aanleggen, daar kweekt ze haar nieuwe huisdieren. Haar eerste bloedzuiger noemt ze Egeltje omdat hij stekeltjes heeft. Het beestje is 15 centimeter lang en heeft een zuignap met drie scherp gezaagde tanden. Famke tovert egeltje om in een bloedzuiger van 1 meter. Het dier heeft een ontzettende grote eetlust. De flessen bloed raken al gauw weer op. Het kweken van wormachtige beestjes is intensief werk, Egeltje is tweeslachtig het is mannelijk en vrouwelijk tegelijk. Door de goede verzorging heeft de bloedzuiger een gordel van slijm gemaakt, in de gordel hangen dertig eitjes. Egeltje ontdoet zich van de gordel en laat de gordel drijven naar de zijkant van de vijver. De eieren liggen half boven water, met de nakomelingen heeft ze grote plannen. Ze slaapt in een grote witte tent die naast de vijver staat. De kweek gaat voorspoedig de eerste nomaden komen bij haar op bezoek. Famke heeft geen elektriciteit in haar landhuis, dus geen moderne communicatiemiddelen zoals een computer of telefoon. Alle bezoekers komen door mond op mondreclame. Egeltje is een grote attractie omdat hij 1 meter lang is. Famke behandelt de nomaden met kleine bloedzuigers die ze op hun huid plaatst. De bloedzuigers zijn pijn verlichtend en ze remmen ontstekingen. De nomaden hebben veel last van ontstekingen in hun gewrichten. Door de vermoeiende reizen door de woestijn. De bloedzuigers zuigen alle vocht en bloed op rond de ontstekingen Dit bevordert de genezing . Het landhuis heeft ze opengesteld als rustplaats voor reizende karavanen. Ze biedt daar een veilige nacht voor de kamelen. De slang durft niet zonder Famke haar toestemming de dieren te ontvoeren. In haar grote tuin heeft ze op terrassen vier kleine vlierboompjes geplant. De boompjes zijn voorspoedig gegroeid door de warmte. De nieuwe baby’tjes zullen ontwaken bij volle maan, die nacht staat er een bloedmaan hoog aan de hemel. Famke wacht geduldig op de heks van Orion. De maan komt heel erg dicht bij de aarde en het lijkt of ze elkaar willen aanraken. Dit is het moment dat de kleine heksen in de nacht een menselijke vorm kunnen aannemen. Famke heeft een ceremonie gepland voor de viering van haar aangenomen kinderen. De 4 kleine vlierboompjes strekken hun takken uit naar de maan. Dan vanuit het niets verschijnt een oude heks, ze is half vrouw half reptiel. De takken kruipen naar de heks toe en springen spontaan in bloei. Famke kijkt naar het oogverblindend schouwspel. De ceremonie is indrukwekkend. De vier bomen nemen menselijke vorm aan. De transformatie doet de grond rood kleuren. De magische krachten bundelen zich en de aardstraling neemt bovennatuurlijke vorm aan, de eclips van de bloedmaan is een wedergeboorte voor de kleine heksen. De kinderen zijn geboren, 4 kleine bloedmooie kleine meisjes met gezichtjes als die van engelen. Famke is ontroerd, ze zal ze opvoeden en maken tot de allergrootste heksen die ooit op de aarde geleefd hebben. Het landhuis heeft aan de buitenkant een aura van lichtgevend licht. Op hetzelfde moment verschijnt Famke samen met haar slang . De wormslang kruipt tegen Famke aan. De hand van Famke is ook geheel bedekt met schubben. Met de lange kromme nagels aait ze de slang . Door de bloedmaan en de ontmoeting met de heks van Orion heeft Famke een transformatie doorgemaakt. Haar ontmoeting met de opperheks heeft haar een nog sterkere heks gemaakt. De baby’tjes huilen en liggen op de schoot bij Famke. Die nacht is ze druk bezig met de verzorging van de vier meisjes. Famke is zo gelukkig en geniet van de mooie tropische nacht. Als de zon opkomt dan verdwijnen Famke haar schubben, in slierten wit licht. Langzaam glijden de slierten over de grond weg en verdwijnen in de opgaande zon. Famke voelt zich ziek en probeert wat te slapen. Want als de zon schijnt zijn de kleine heksen weer veranderd in vlieren. Famke heeft spierpijn en haar hoofd bonst . De transformatie van mens naar reptiel kost Famke veel moeite. Ze warmt zich aan de straling van de zon. Het duurt een aantal dagen voor ze weer beter is . Lange karvanen met kamelen komen bij Famke langs. Ze willen graag behandeld worden omdat ze last hebben van de warmte. De verkoelende zalven en crèmes doen wonderen bij het nomadenvolk. De zon maakt hun huid hard en rimpelig. De nomaden zijn zeer tevreden over Famke. Haar verblijf in de woestijn blijft niet onopgemerkt. Het verspreid zich als een olie vlek over het gehele land.